De Overtocht III

13 augustus 2014 - Lake Tanganyika, Tanzania

Schraal ochtendlicht viel door de open patrijspoorten. Lauwe wind aan mijn voeten. De tijd: 6.00. Onafgebroken gleed het vrachtschip, getrokken door een klein krachtpatsertje, door het water. Ik sprong mijn broek en shirt van gisteren in. Ons kajuitje was klein, bijna vlees in blik, nadat we voor twintig dollar een bemanningslid uit zijn hut hadden gejaagd. Het dek was leeg.

Feia volgde. Ze had een kartonnen doosje met dun bedekt papier beet. We zaten op de stalen schuiven waar onder de goederen lagen. Aan de linkerkant nog net de ragfijne lijnen van Tanzania’s bergketen te zien. Het landschap wierp haar watermerk af tegen de heiige horizon.

Ze ontdeed het witte papier van het kartonnen doosje. Twee Belgische gebakjes, op een haar na onbeschadigd, kwamen tevoorschijn. Verjaardagsgebak. We snoepten op het dek. De zonsopgang gaf zich niet volledig prijs. Een scheur rood licht kwam door een wolk.

Voor onze kajuit goot een bemanningslid twee troggen vol met kolen en zette twee pannen met knikkerharde bonen op kook voor het avondeten. De Congolees zocht me al snel op die morgen. Hij dreunde zijn verhaal op.

Congo is rijk aan bodemschatten. Daar kan je van profiteren. Eerst een goed plan en een startkapitaal. De geldbomen rijken tot aan de hemel. Hij zei daarbij vaak:

   ‘Do you understand me, my friend!’

   ‘I have to tell you’

Iz oreerde als een dominee. Als hij over goud en diamanten sprak, begon hij zachter te praten. Ogen die van links en rechts schoten alsof hij een geheim met me deelde. Ook onderhield hij hevige discussies over de interpretatie van de bijbel met een bemanningslid. Met een lauw en halfdood biertje aan zijn hand rakelde hij het wonder van de Bruiloft te Kana op, terwijl de ander (de pastor aan boord) een nuchter leven predikte. Swahilische bijbelpassages klonken als oorlogsteksten. Wijds gebarend las hij voor. Rood omringde verzen tekende de urgentie

Kiz zocht de liefde. Toen de boot op Tanzaniaans grondgebied voer, klikte hij zijn mobiel aan en belde hij uren onafgebroken met vrienden, familie, zijn dochtertje en zijn ex-vrouw. Tussendoor zong hij Islamitische liedjes op fluistertoon. Daarbij wees hij naar de golven. Onder de oppervlakte ging iets schuil wat een ander niet zag. Biddend trof je hem aan voor zijn slaapvertrek. De lucht van bonen en drogend vlees zoemde om hem heen. Hij fleurde in een dag op, rook zijn geboorteland over stuurboord en zag zijn thuisland over bakboord.

In het donker aten we bruine bonen met maisdeeg van een groot bord. Vee aan een ruif. Het deeg liet zich makkelijk kneden tot een klompje en naar binnen schrokken in twee happen. De grote hoop slonk zienderogen. Op de tast vonden de vingers de gloeiend hete brei, die tijdens een etmaal pruttelen flink was gezwollen. Het jongste bemanningslid vulde een paar keer het grote bord aan en drapeerde de deegheuvel met een nieuw bonenlaken.